Wanneer is bijwoord een voorzetsel: 7 feiten Lees het eerst

In dit artikel gaan we feiten en uitleg leren met betrekking tot het onderwerp 'Wanneer is bijwoord een voorzetsel?'.

Een bijwoord kan de rol van een voorzetsel vervullen als het een verband laat zien tussen een zelfstandig naamwoord of een zelfstandig naamwoord dat equivalent is aan een ander zelfstandig naamwoord of een zelfstandig naamwoord dat equivalent is in dezelfde zin, in plaats van de actie van de zin te wijzigen.

Kan een bijwoord een voorzetsel zijn?

Ja, een bijwoord kan in sommige zinnen de rol van een voorzetsel spelen. Wanneer een bijwoord de rol van een voorzetsel in een zin speelt, kan het worden aangeduid met een van de volgende namen.

Voornaam - voorzetsel bijwoorden

Tweede naam - Bijwoord Prepositional Phrase

Derde naam - Bijwoordelijke deeltjes

Voorbeeld 1 – Mijn kinderen rennen graag zijwaarts langs het strand.

Voorbeeld 2 – Mijn zoon rent graag langs zijn broers en zussen op het strand.

Uitleg -

Hier zien we in beide voorbeelden een enkel woord 'mee', maar de functie ervan is in twee zinnen anders. In het eerste voorbeeld vervult het woord 'mee' de rol van een 'Voorzetsel', maar in het tweede voorbeeld speelt hetzelfde woord 'mee' de rol van een 'Bijwoord'. We kunnen dus zeggen dat een bijwoord soms de rol van een voorzetsel kan spelen.

Hoe kan een bijwoord een voorzetsel zijn?

Een bijwoord kan een voorzetsel in een zin worden wanneer het de rol van een voorzetsel in die bepaalde zin speelt. Eerst moeten we de functies van een voorzetsel in een zin kennen. Een voorzetsel wordt in een zin voor hoofdzakelijk vier doeleinden gebruikt. Een bijwoord moet een van die vier doelen dienen, twee worden aangeduid als 'voorzetselbijwoord' van die zin. Laten we eens kijken naar die vier doelen.

  • Het eerste doel is om 'Beweging' van zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of zelfstandig naamwoord-equivalent in een zin weer te geven.
  • Doel twee is om 'Tijd' van zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of zelfstandig naamwoord-equivalent in een zin weer te geven.
  • Doel drie is om 'Locatie' van zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of zelfstandig naamwoord-equivalent in een zin weer te geven.
  • Doel vier is het verbinden of aantonen van een verband tussen een zelfstandig naamwoord, een voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord dat equivalent is aan een ander zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of zelfstandig naamwoord-equivalent van dezelfde zin.

Voorbeeld 1 – Rijd niet rond Victoria Memorial. Laten we op één plek gaan zitten en genieten van het monument.

Voorbeeld 2 – We hebben geen bushalte gevonden rond het monument, Victoria Memorial.

Uitleg -

Hier zien we het gebruik van hetzelfde woord 'rond' in twee vormen van 'woordsoorten' in twee voorbeelden. In het eerste voorbeeld vervult het woord 'rond' de rol van een 'bijwoord' omdat het de actie 'Rijden' wijzigt. In het tweede voorbeeld is hetzelfde bijwoord 'rond' een 'Voorzetsel' geworden omdat het het woord 'busstand' verbindt met het monument 'Victoria Memorial'.

Wanneer kan een bijwoord een voorzetsel zijn?

Een bijwoord kan een voorzetsel zijn in onderstaande situaties.

Situatie 1 – Wanneer een bijwoord geen enkele actie van 'werkwoord' wijzigt, maar een zelfstandig naamwoord, een voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord-equivalent verbindt met een ander zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of zelfstandig naamwoord-equivalent van dezelfde zin.

Situatie 2 – Wanneer een bijwoord geen enkele actie van 'werkwoord' wijzigt, maar de locatie van het onderwerp van de zin aangeeft. Het onderwerp van de zin moet een zelfstandig naamwoord, een voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.

Situatie 3 – Wanneer een bijwoord geen enkele actie van 'werkwoord' wijzigt, maar de tijd van het onderwerp van de zin laat zien. Het onderwerp van de zin moet een zelfstandig naamwoord, een voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.

Situatie 4 – Wanneer een bijwoord geen enkele actie van 'werkwoord' wijzigt, maar beweging van het onderwerp van de zin laat zien. Het onderwerp van de zin moet een zelfstandig naamwoord, een voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord zijn.

Voorbeeld 1 – De boxer met rood shirt doet er graag pijn onder.

Voorbeeld 2 – Mijn hond slaapt graag onder mijn studeertafel.

Uitleg -

Hier zien we het gebruik van hetzelfde woord 'onder' in twee vormen van 'woordsoorten' in twee voorbeelden. In het eerste voorbeeld vervult het woord 'onder' de rol van een 'bijwoord' omdat het de actie 'Kwetsen' wijzigt. In het tweede voorbeeld is hetzelfde bijwoord 'onder' een 'Voorzetsel' geworden omdat het de locatie van het zelfstandig naamwoord of het zelfstandig naamwoord-equivalent 'Hond' aangeeft in plaats van een werkwoord te wijzigen.

Waar kan een bijwoord een voorzetsel zijn?

Een bijwoord kan een zijn voorzetsel door de plaats, tijd of beweging van het zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of zelfstandig naamwoord-equivalent van de zin te markeren in plaats van de actie van de zin te wijzigen. We moeten in gedachten houden dat niet alle bijwoorden als voorzetsels kunnen worden gebruikt. Er zijn enkele gespecificeerde bijwoorden die als 'voorzetsel' kunnen worden gebruikt.

wanneer is bijwoord een voorzetsel?
Vijf voorbeelden van 'bijwoorden' als 'voorzetsel'

Lijst met bijwoorden die als 'voorzetsel' kunnen worden gebruikt -

SerienummerBijwoorden die kunnen worden gebruikt als 'Voorzetsel'
1over ons
2boven
3over
4na
5langs
6rond
7vaardigheden
8achter
9onder
10tussen
11Verder
12by
13beneden
14in
15binnen
16in de buurt
17on
18tegenover
19uit
20Buiten
21over
22verleden
23ronde
24sinds
25door
26overal
27voor
28up
29binnen
30zonder
Lijst met 'Bijwoorden' die kunnen worden gebruikt als 'Voorzetsel'

Voorbeeld 1 - Het is een mythe dat we over de weg moeten rennen om een ​​aanval van een wild dier te voorkomen.

Voorbeeld 2 – Mijn dochter kruipt door de eetkamer.

Uitleg -

Hier zien we het gebruik van hetzelfde woord 'over' in twee vormen van 'woordsoorten' in twee voorbeelden. In het eerste voorbeeld vervult het woord 'over' de rol van een 'bijwoord' omdat het de actie 'Running' wijzigt. In het tweede voorbeeld vervult het bijwoord 'over' de rol van een 'voorzetsel' door beweging van het onderwerp van de zin te tonen. Hier is het object van het voorzetsel 'over' de eettafel.

Verschil tussen bijwoord en voorzetsel -

Het verschil tussen een bijwoord en een voorzetsel ligt in het doel dat ze dienen.

Verschil één –

Het doel van een bijwoord is om de werking van de zin te wijzigen of te beschrijven. Een bijwoord kan veranderen of beschrijf een ander werkwoord, bijwoord, bijvoeglijk naamwoord of equivalent. We kunnen dus zeggen dat een bijwoord alles te maken heeft met de actie van de zin. Het doel van een voorzetsel is om elke beweging, tijd of locatie van het zelfstandig naamwoord of het zelfstandig naamwoord-equivalent van de zin te wijzigen. Een voorzetsel helpt ook om een ​​zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of zelfstandig naamwoord-equivalent van de zin te verbinden of te creëren met een andere zin.

Verschil twee -

Een bijwoord mag geen object hebben, terwijl een voorzetsel altijd een object moet hebben.

Voorbeeld 1 - Je moet achter je kijken om je verjaardagsverrassing te vinden.

Voorbeeld 2 – Sandip's huiskat volgt hem graag.

Uitleg -

In het eerste voorbeeld vervult het woord 'achter' de rol van een voorzetsel en in het tweede voorbeeld vervult hetzelfde woord de rol van een bijwoord.

Bijwoord als voorzetsel voorbeelden -

Voorbeeld 1 - We aan boord van het vliegtuig worden bang omdat het hun eerste vlucht was.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'aan boord'. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'aan boord' als een 'voorzetsel' omdat het geen enkele actie wijzigt. Het object van het voorzetsel 'aan boord' is 'het vliegtuig'.

Voorbeeld 2 – We moeten langs de linkerkant van de weg lopen.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'naast'. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'naast' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'naast' is 'de linkerkant van de weg.

Voorbeeld 3 - We moeten een rusthuis vinden om in de buurt van het berggebied te blijven.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'rond''. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'rond' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'rond' is 'het berggebied.

Voorbeeld 4 – De meeste grote steden lagen in de oudheid aan een rivier.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'schrijlings op''. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'schrijlings' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'schrijlings' is 'een rivier.

Voorbeeld 5 – Rina draagt ​​graag kurtis onder haar knieën.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'beneden''. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'onder' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'onder' is 'haar knieën.

Voorbeeld 6 – Er was veelkleurig koraal onder de zee van de Malediven.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'onder''. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'onder' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'onder' is 'de zee van de Malediven.

Voorbeeld 7 – Wie is dat mooie meisje tussen twee bloemplanten.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'tussen''. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'tussen' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'tussen' is 'twee bloemplanten.

Voorbeeld 8 – We moeten vanaf deze natte plek naar een zonnige plek gaan.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'uit''. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'uit' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'uit' is 'naar een zonnige plaats.

Voorbeeld 9 – Hoewel ik hem pijn deed met mijn woorden, maar het was niet mijn bedoeling hem te kwetsen.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'naar''. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'naar' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'naar' is 'hem.

Voorbeeld 10 – Er staat een grote boekenkoffer onder het bed van mijn vader.

Uitleg -

Hier, het bijwoord dat presteert als a 'Voorzetsel' is 'onder''. We kunnen het bijwoord gemakkelijk markeren 'voor' als een 'voorzetsel' omdat het wijzigt geen enkele actie. Het object van het voorzetsel 'voor' is 'het bed van mijn vader.

Conclusie -

Soms leidt een voorzetsel bijwoord tot het concept 'Phrasal Werkwoorden'. Phrasal-werkwoorden bestaan ​​​​voornamelijk uit een werkwoord of an bijwoord en een deeltje, maar moet altijd worden beschouwd als een 'Enkele Semantische Eenheid'.